De energietransitie vereist niet alleen duurzame energiebronnen zoals wind, zon of waterkracht, maar ook een uitbreiding van de gebruikte voorraad van grondstoffen voor haar infrastructuur. De Europese Commissie verwacht dat de EU voor de batterijen van elektrische voertuigen en de opslag van energie tot 18 maal meer lithium en tot 5 maal meer kobalt nodig zal hebben in 2030 en bijna 60 maal meer lithium en 15 maal meer kobalt in 2050, vergeleken met de huidige voorraad in de volledige economie van de EU. De groeiende vraag en de groeiende voorraad zijn geenszins compatibel met een beleid voor circulaire economie op basis van alleen een verbeterde kwalitatieve recycling. Een injectie van metalen uit mijnbouw of primaire hulpbronnen zal nodig blijven om aan de groeiende vraag te voldoen en de geplande verandering mogelijk te maken. Bijgevolg zal de transfer van primaire metalen van de ecosfeer naar de technosfeer essentieel zijn om door middel van een netto toevoeging aan de functionele voorraad de infrastructuur te leveren.
Men moet onderzoeken in welke mate de energie- en mobiliteitstransities de klimaat- en energie-uitdaging in een materiaaluitdaging veranderen. Een veelbesproken materiaaluitdaging, vooral met betrekking tot de metalen, is de zogenaamde uitputting van de hulpbronnen. Met andere woorden, zullen de toekomstige generaties over voldoende natuurlijke hulpbronnen beschikken om aan de vraag naar metalen te voldoen? De gemeenschap van de levenscyclusanalyse heeft historisch methoden zoals het 'abiotische uitputtingspotentieel' gebruikt, maar de onderliggende aannamen van die benadering krijgen veel kritiek: metalen op zich worden niet noodzakelijk uitgeput of gaan niet 'weg' door ze over te brengen naar de technosfeer, aangezien metalen niet verdwijnen. Dankzij recente projecten van de EU, zoals SUPRIM (geleid door UGent), begrijpt de wetenschappelijke gemeenschap dat niet de uitputting maar wel de blijvende toegang tot hulpbronnen het probleem is.
Dit onderzoek gaat in op het (on)toegankelijkheidsconcept van grondstoffen. Het identificeert zes menselijke acties die de toegankelijkheid in het gedrang brengen: uitstoot, storten, slinken, downcyclen, hamsteren en opgeven. Het artikel presenteert een casestudy voor kobalt in de EU, waar vijf negatieve activiteiten 70% van het ontgonnen kobalt ontoegankelijk maken: slinken (21,3%), storten (31,2%), downcyclen (11,6%), verstrooien (1,4%) en hamsteren (4,3%). Slechts 30% wordt gebruikt om de functionele voorraad uit te breiden.
Figuur: Om in de EU 30 ton kobalt te leveren om de infrastructuur bij de gebruiker (bv. in batterijen) uit te breiden, moet 100 ton worden ontgonnen, aangezien 70% ontoegankelijk wordt gemaakt door menselijke acties die strijdig zijn met de circulariteit